-
1 compromettre
compromettre [kõprommetr]1 in gevaar brengen ⇒ schaden, op het spel zetten2 compromitteren ⇒ in opspraak brengen, de goede naam aantasten van2 zich(zelf) compromitteren ⇒ zijn goede naam, zijn eer op het spel zetten♦voorbeelden:1. v 2. se compromettrev -
2 éclabousser
-
3 réputation
réputation [reepuutaasjõ]〈v.〉1 reputatie ⇒ (goede, slechte) naam♦voorbeelden:attaquer, salir la réputation de qn. • iemand in opspraak brengenfaire tort à, porter atteinte à la réputation de qn. • iemand in diskrediet brengenconnaître de réputation • van naam, van horen zeggen kennenf -
4 diffamer
diffamer [diefaamee]〈 werkwoord〉1 (be)lasteren ⇒ beledigen, in opspraak brengenvbelasteren, beledigen -
5 noircir
noircir [nwaarsier]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:v1) zwart worden/maken2) vuil maken4) belasteren -
6 attaquer, salir la réputation de qn.
attaquer, salir la réputation de qn.Dictionnaire français-néerlandais > attaquer, salir la réputation de qn.
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский